Geloven Leren
Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof
Barmhartigheid
131. Zaterdag na de Derde Zondag van de vasten
Wederom beantwoorden epistel en evangelie aan elkander. Tegenover de kuisheid van Susanna plaatst de Nieuwe Wet een zondares, tegenover de wijsheid van Daniël het superieure spel van Jezus met zijn tegenstanders en tegenover de triomf der gerechtigheid de barmhartigheid Gods. Want het Nieuw Verbond is het régime van de goddelijke erbarming. Zoals de wondere goedheid van de vader in de gelijkenis van de Verloren Zoon door zijn oudere broer niet begrepen werd, zo schijnt het ook op de pericoop van de overspelige vrouw ( Joh. 8, 1-11 ) meer was dan menig degelijk christen kon verdragen. Vele handschriften laten dit stukje weg waarin Jezus de eisen der gerechtigheid scheen te vergeten. Maar Hij wil niet meedoen aan het onwaardig bedrijf waarin de ellende van een vrouw wordt uitgebuit als materiaal voor een scholastiek dispuut met boosaardige achtergrond. Hij gunt zijn vijanden enkele ogenblikken de illusie van een overwinning (Hij boog zich voorover en als om zich een houding te geven schrijft Hij met de vinger in het zand), om ze daarna des te zekerder te treffen: „Wie van u zonder zonde is werpe de eerste steen” . En de verstandigsten verdwenen het eerst. „En Jezus bleef alleen over met de vrouw die nog altijd in het midden stond” (Wij kunnen ons denken hoe beschaamd en miserabel, zwijgend en met neergeslagen ogen. Nu durft ze opzien, nu alleen zijn overgebleven, zegt Augustinus miseria et misericordia : de ellende en de Erbarming). Jezus zegt met een licht accent van triomf: „Vrouw, waar zijn zij?” En dan: „Heeft niemand u veroordeeld?” — „Neen, Heer.” — „Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen en zondig voortaan niet meer.”
1. Jezus heeft ons geboden: „Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden” ( Lk. 6, 36, 37 ). Er is geen zonde waaraan de vromen zich gemakkelijker schuldig maken dan aan de (morele) veroordeling (uitwendig of inwendig) van hun evenmens. Dit strijdt volstrekt met de geest des Heren. In deze zin is God alleen rechter en Degene die Hij aanstelde om eenmaal te komen als rechter van levenden en doden. Maar in zijn sterfelijk leven veroordeelde Jezus zelf de vrouw niet, hoezeer Hij haar daad afkeurde: „Ga heen en zondig niet meer” . „Onbarmhartig is het oordeel over hem die geen barmhartigheid heeft betoond. Maar de barmhartigheid neemt het tegen het oordeel op” ( Jak. 2, 13 ). Wat dit laatste betekent verklaart ons Sint Augustinus : „Al heeft iemand die in zijn leven barmhartigheid beoefende, wellicht iets misdreven wat in het oordeel straf verdient, dan zal dit vuur van zijn zonde door de vloedgolf van zijn erbarming worden uitgewist” .
2. De barmhartigheid Gods voor de zondaar is onbeperkt niet door de gevoeligheid van het medelijden maar door de macht van zijn scheppende liefde. God bemint in de zondaar niet de zonde, maar de schone mogelijkheid van het goede, die zijn liefde kan verwerkelijken. Dit is de liefde eigen, want „zij bemint iemands beste wezen, het schoonste en edelste wat met dit subject, in aanleg of metterdaad, gegeven is” . Zo moet ook ons medelijden zijn, niet zozeer zwak door gevoel als wel helderziend door liefde en sterk door welwillendheid.
Willem Grossouw
Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)