Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Macht in onmacht

70. Maandag na de Vierde Zondag na Driekoningen

„De mensen stonden verbaasd en vroegen zich af: „Wie is deze dat zee en winden Hem gehoorzamen?” ” ( Mt. 8, 27 ; evangelie)

Het behoeft ons niet te verwonderen dat het stillen van de storm zulk een diepe indruk maakte op de leerlingen en hun begeleiders, die als vissers uit lange ervaring de verraderlijke grillen van het meer en het geweld der elementen kenden. In dit verhaal verschijnt Jesus als de beheerser der natuur. In vele andere, genezingen en dodenopwekkingen, blijkt zijn volstrekte macht over het menselijke lichaam, over leven en dood. Door talrijke duiveluitdrijvingen bewijst Hij zijn meesterschap over de wereld der geesten. Op al deze gebieden, de werking der natuur, het leven der mensen, het domein der bovenaardse machten, toont Hij, de mens Jesus van Nazaret, die zijn leerlingen aanschouwen, die zij kennen als een der hunnen, zijn souvereine heerschappij. In deze mens openbaart zich goddelijke macht. Hoe zuiver reageert het volk, zoals wij op een andere plaats lezen: „De menigte die het zag, werd door ontzag bevangen en verheerlijkte God die zulk een macht aan een mens gegeven had” ( Mt. 9, 8 ). „Kracht ging van Hem uit en Hij genas allen” ( Lk. 6, 19 ). In Jesus is de goddelijke almacht vlees geworden met een luister vol van genade en waarheid, ons tot heil.

Wij allen zijn in de grond zwakke en hulpeloze mensen. Als wij eerlijk zijn, zullen wij dit erkennen in onze beste ogenblikken en ook in onze slechtste, want deze liggen dicht bij elkaar. Er komen altijd weer dagen in ons leven dat wij ons eigen zelf uit betere tijden nauwelijks meer als het onze kunnen herkennen, en dat wij ons verwonderen en bijna schamen over de mooie plannen die wij eertijds (nog niet eens zo lang geleden) vormden. Dat is de tijd dat God ons overlaat aan onszelf of dat wij ons hebben afgewend van zijn nabijheid (of dreven dingen buiten ons en onze wil ons weg van Hem?) en dat wij ons bevinden met onszelf en niets dan onszelf in de bittere ervaring van onze kleinheid en ontoereikendheid. God heeft voor ons een machtig heil opgericht en dit gesteld in de mens Jesus Christus. „Zó wil het de Vader: dat ieder die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven heeft, en Ik zal hem opwekken op de jongste dag” ( Joh. 6, 40 ). Maar voor de meesten onzer moet de ervaring dat wij niets vermogen voorafgaan aan dit zalige aanschouwen en geloven, wil het echt zijn: de ervaring en niet enkel de theoretische kennis en de verstandelijke overweging. Wat Christus tot Paulus zeide, is zo waarachtig waar: „De kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid” ( 2 Kor. 12, 9 ). Maar dan openbaart Gods macht in Jesus Christus zich ook werkelijk, wanneer, eindelijk, alle eigenwaan is gebroken en telkens opnieuw en telkens méér wordt verbrijzeld, want als taai onkruid wil hij immer opschieten. Ontledigd van zelfvertrouwen en ontworteld door de stormen die ons scheepje schudden, zullen wij, eindelijk, Hem aanschouwen aan wie de Vader alle macht heeft gegeven. Als de schare van ouds zullen wij zoeken Hem aan te raken, niet in materiële zin en niet om stoffelijk heil (ofschoon Hij ook daartoe bereid en in staat is, ofschoon Hij uiteindelijk ook ons vernederd lichaam zal oprichten: „Ik zal hem opwekken op de jongste dag”) maar in de geest om Hem aan te hangen in trouw. Wij zullen weten dat dit gelovig aanschouwen van de Heer Jesus en dit vergeten van onszelf (deze radicale zelfverloochening van de geest), het eeuwige leven in zich bevat en dat daaruit de zuivere liefdedaad wordt geboren. Zo zal zijn macht ons redden van onze kleingelovigheid en ons van onszelf genezen.

Willem Grossouw