Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Onthechting

224. Maandag onder het octaaf van het H. Hart

„Mogen wij, onder uw leiding, zó langs de tijdelijke goederen gaan dat wij de eeuwige niet verliezen” (oratie van de Zondag).

1. Deze gedachte houdt de Kerk dikwijls bezig: hoe de christen zich moet gedragen ten opzichte van de aardse en de hemelse goederen. Niet zelden drukt zij zich schijnbaar nog sterker uit dan in de oratie van deze Zondag. „Mogen wij de aardse dingen versmaden en alleen de hemelse verlangen” (oratie 22 Juni). „Mogen wij altijd op U vertrouwen en enkel de hemelse goederen begeren” (oratie 7 Aug. ). Het is ook een groot probleem. De menselijke ziel is, volgens Sint Thomas van Aquino , door haar vermogens van verstand en wil „het heelal toegewend” . Zij is zelf als een heelal, als een universum in aanleg: unus versus omnia , „één toegewend naar alles” , een onbeschreven lei, die het heelal kan opnemen. Zij staat open voor alles; zij kan alles kennen en alles wat gekend wordt, kan zij beminnen. Want al wat bestaat, is juist inzover het is, goed en begerenswaardig. „Uit de hand van Hem die haar liefheeft komt, gelijk een kindje, dat wenend en lachend speelt, de simpele ziel, die niets weet dan dat éne, dat zij, bewogen door haar zalige Maker, zich met vreugde wendt tot alles wat haar verrukt” ( Dante ). De rede kan zelfs door haar eigen kracht van het geschapen goed opklimmen tot de kennis van God en inzien dat Hij alleen in staat is het verlangen naar geluk volmaakt te bevredigen. Wij mogen aannemen, dat voor de eerste mens in zijn paradijselijke staat de schepping inderdaad was als een spiegel der godheid, een ladder waarlangs hij onbelemmerd opsteeg tot het éne en hoogste goed. Maar de mens is gevallen en sinds de zondeval heerst er licht een tegenstrijdigheid tussen de aardse en hemelse liefde. Nog altijd kan de mens weten dat God alleen zijn gehele liefde waard is, doch dit inzicht laat zich al te gemakkelijk verduisteren. Nog altijd moet men van de wereld, uit Gods hand voortgekomen, zeggen, dat zij goed is. Nog altijd moet er, naar de door God gestichte scheppingsorde, een positieve verhouding bestaan tussen de mens en de natuurlijke dingen. Hij moet ze beheersen, ze dienstbaar maken. Zij zijn ook thans nog een manifestatie van Gods macht en eeuwigheid ( Rom. 1, 20 ). Maar de mens vindt niet gemakkelijk meer de juiste verhouding tot de schepselen. Vaak leiden zij hem af van zijn enige bestaansgrond. Van hulpmiddelen worden zij niet zelden een pseudo-einddoel, van dienstbaar worden zij tyrannieke meesters. Het verlies van de rechte verhouding tot God bracht als gevolg met zich mee het verlies der innerlijke vrijheid ten aanzien van de schepselen.

2. Hoe moet de christen, de gevallen en in beginsel verloste mens, staan tegenover de schepping? Om deze vraag te beantwoorden maken wij een onderscheid tussen de mens en de natuur. De stoffelijke schepping blijft altijd een middel, hetzij als afstraling van Gods goedheid en macht, hetzij als middel van bestaan, hetzij als materie der liefde voor God en de naaste. De evenmens kan als persoon nooit louter middel zijn. Hij is de naaste, die mede door God geschapen en mede door Christus verlost werd, die wij als mens en christen beminnen moeten met een geestelijke, persoonlijke liefde. De ideale verhouding, die de christen ten aanzien van de evenmens moet verwerven, zal er daarom altijd een zijn van liefde in vrijheid. Van liefde, omdat de naaste een persoon is, in vrijheid, omdat hij, al kan hij geen middel zijn, toch niet mijn einddoel is. De verhouding tot de stoffelijke dingen moet er een zijn van vrijheid, gepaard met liefde, want God haat niets van hetgeen Hij heeft geschapen.

Daarom draagt de christelijke onthechting een positief, geen negatief karakter. Zij regelt de liefde. Zij kweekt geen onverschilligheid. Zij bestaat niet in een stoicijnse ongevoeligheid. Zij maakt onze affectiviteit niet onkwetsbaar. Zij verfijnt veeleer het gevoel en vergroot ons vermogen om te genieten en lief te hebben. Zij schept de mens, die waarlijk vrij is, zoals Sint Franciscus van Assisië , vrij om te beminnen met een liefde, die om haar zuiverheid even vurig is als alomvattend.

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)