Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Christus Solidarietas Est

(Dit artikel is verschenen op de website Doorstroming)

Christus is solidariteit. Deze titel, gepersifleerd op paus Benedictus XVI’s eerste encycliek Deus Caritas Est (God is liefde), weerspiegelt de stelling dat solidariteit voor de katholieke kerk niet zomaar iets is waarop zij een visie heeft, maar een wezenskenmerk van die kerk. Solidariteit is geen maatschappelijk verschijnsel, zoals politiek, economie of wetenschappelijke ontwikkeling, dat buiten de kerk plaatsvindt. Alles wat de kerk zegt over solidariteit, is een introspectie in haar eigen ziel. Sterker, het is een zwakke weerspiegeling van de Goddelijke Agape, van de Goddelijke caritas, van de zorgdragende-, de dienende liefde, de zelfopofferende liefde Gods. Op vraag hoe je solidair kan zijn, is het antwoord hoe je christen kan zijn. En wat mag dat wel zijn?

Solidariteit onder de schepselen

De katechismus van de katholieke kerk (KKK) legt in artikel 344 het fundament voor het begrip ‘solidariteit’, zoals die bestaat onder alle schepselen. “Er bestaat een solidariteit onder alle schepselen op grond van het feit dat ze alle dezelfde Schepper hebben en dat alle geordend zijn om Hem te verheerlijken.” Dit artikel benadrukt twee deelaspecten van de solidariteit, enerzijds de orde onder de schepselen en anderzijds de gemeenschappelijke afkomst. Deze aspecten werken als twee tegengestelde krachten: de gemeenschappelijke Schepper maakt alle schepselen op mekaar betrokken, maar de orde bepaalt dat er onderscheid is. Ook belangrijk in deze definitie is de rol van de Schepper als mediator van de solidariteit, die daardoor meer is dan een verstandhouding tussen de schepselen onderling.

Menselijke solidariteit

Met deze definitie kunnen we in praktijk echter weinig doen. Gelukkig beantwoordt de KKK aan onze vraag en volgen nog twee definities van solidariteit, waarvan de ‘menselijke solidariteit’ de eerste is:

“Het solidariteitsbeginsel, ook wel ‘vriendschap’ of ‘sociale naastenliefde’ genoemd, is een directe eis van de menselijke en christelijke broederlijkheid. Solidariteit uit zich allereerst in de verdeling van de goederen en voor het loon voor de arbeid.” (art. 1939-1940)

‘Solidariteit’ is een modern woord, maar nu het in verband wordt gebracht met termen als ‘broederlijkheid’ en ‘naastenliefde’, is de poort geopend naar de traditie en het evangelie. En hier leggen we ook de link met Deus Caritas Est. De ‘caritas’ is een traditie zo oud als de kerk, om niet alleen op geestelijk, maar ook op materieel vlak de noden te lenigen van de echte armen, evenals de armen in de geest, de spirituele armen. De encycliek moet erop worden nagelezen om een gedegen beeld van de caritas—de zorgzame en dienende liefde—te krijgen vanuit de bijbel, de traditie en de moderne kerkgeschiedenis.

Alles valt terug op Jezus, die het gebod van de naastenliefde op hetzelfde niveau tilt als het gebod de Vader lief te hebben, antwoordend op de vraag van de farizeen: “‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief [—dienende liefde—]met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief [—zorgzame liefde—] als uzelf.’” (Mt 22, 36-39). Op deze woorden berust ook de definitie van de menselijk solidariteit in de KKK. De liefde voor de Vader en de liefde voor de naaste zijn één. Het is bovendien een gebod, want omdat we broers en zustes zijn, zijn we mekaar solidariteit verschuldigd evenals we God eer verschuldigd zijn, omdat we Zijn kinderen zijn.

Van liefdadigheid tot socialisme

Deze menselijke of ‘persoonlijke’ solidariteit heeft de kerk verwezenlijkt in tal van organisaties die zich toeleggen op armenzorg en liefdadigheid. In de moderne geschiedenis is het lenigen van de materiële behoeften echter onder beheer van de burgerlijke overheid geplaatst. Een belangrijke impuls daartoe was de socialistische ideologie die niet alleen de behoefte van de armen wil lenigen, maar tegelijk ook het onderscheid wil vernietigen tussen wie solidariteit schenkt en wie solidariteit ontvangt. Om dat te bereiken, wordt de uitoefening van solidariteit zoveelmogelijk verplaatst naar onpersoonlijke instellingen. Het is duidelijk dat deze realisatie van solidariteit niet strookt met de definitie volgens de kerk. Is vanuit katholiek oogpunt God de mediator van de solidariteit tussen personen, is dat vanuit het socialisme de staat.

Terwijl de katholieke solidariteit stoelt op een bestaande orde die impliciet veronderstelt dat personen in een verschillende rol staan: de een is solidair met de ander1, tracht het socialisme die rolverdeling uit te wissen. Daarenboven, wil het socialisme de Goddelijke, de geestelijke dimensie niet erkennen, met als gevolg een horizontaal en materialistisch benadering van solidariteit, vanwaaruit iedereen een verplichte solidariteit aan de dag moet leggen, zonodig onder dwang. Dit staat haaks op de uitnodiging van Christus en zijn kerk. De Goddelijke liefde aanvaarden is de liefde aanvaarden voor de naaste. Dit kan slechts vanuit een vrij genomen beslissing in totale overgave zonder voorbehoud. De vrijheid God te aanvaarden en dus ook Zijn liefde, of deze te verwerpen, is voor elk mens een onvervreemdbaar recht.

Van liefdadigheid tot het sociaal programma

Niettemin heeft de kerk in de moderne geschiedenis een inhaalbeweging gemaakt die begonnen is met de encycliek Rerum Novarum en waarop een sociaal programma is opgebouwd dat verder gaat dan de materiële liefdadigheid. Dat programma draait er vooral rond het rechtvaardig maken van de orde waarin solidariteit tot stand kan komen, zoals ook de KKK stipuleert: “Solidariteit veronderstelt ook de inzet ten behoeve van een meer rechtvaardige sociale orde, waarin spanningen beter verwerkt en conflicten door overleg gemakkelijker bijgelegd kunnen worden” (art. 1940). Onder die orde vallen maatschappelijke fenomenen als economie, politiek, sociale zekerheid, gezondheidszorg, onderwijs,… allemaal thema’s waarop de kerk vanuit een verbreed begrip van solidariteit een visie heeft opgebouwd. Hierover heeft ook het tweede Vaticaans concilie zich gebogen en men leest in de Pastorale Constitutie Over De Kerk In De Wereld (Gaudium et Spes):

_“_De maatschappelijke orde en zijn verdere ontwikkeling moeten dus steeds ten voordeel strekken van het welzijn van de personen. De maatschappelijke ordening moet zich voortdurend dynamisch ontwikkelen, worden gebaseerd op de waarheid, worden uitgebouwd in rechtvaardigheid en beleefd in liefde; zij moet in vrijheid een steeds menselijker evenwicht vinden. Om dit echter te kunnen volvoeren, dienen er behalve een mentaliteitsvernieuwing ook grote sociale structuurhervormingen te komen. H__oewel er onder de mensen rechtmatige verschillen aanwezig zijn, eist toch de gelijke waardigheid van de personen, dat allen tot steeds menselijker en billijke levenscondities komen. Want te grote ongelijkheden, economisch en sociaal, tussen leden of volkeren van de ene mensenfamilie veroorzaken ergernis en zijn in tegenspraak met de sociale rechtvaardigheid, met de billijkheid,met de waardigheid van de menselijke persoon, alsook met de sociale en internationale vrede.”

Rechtvaardige orde

De Kerk mag dan wel een sociaal programma hebben en daarin oproepen tot een ‘rechtvaardige sociale orde’, een antwoord op de vraag hoe die orde er concreet moet uitzien, biedt ze niet. Dat komt natuurlijk door de principiële scheiding van kerk en staat. Het volstaat hierover paus Benedictus XVI aan het woord te laten in Deus Caritas Est:

“De rechtvaardige ordening van de maatschappij en de staat is de centrale opdracht van de politiek. Een staat die niet door gerechtigheid gedefinieerd wordt zou alleen maar een grote roversbende zijn, zoals Augustinus ooit zei: “Remota itaque iustitia quid sunt regna nisi magna latrocinia?” Fundamenteel voor het christendom is het onderscheid tussen wat de keizer toekomt en wat God toekomt (vgl. Mt 22,21), dat wil zeggen de scheiding tussen Kerk en staat. Gerechtigheid is het doel en vandaar ook de innerlijke maatstaf van alle politiek. Zo is het voor de staat bijna onontkoombaar zich steeds weer af te vragen: Hoe moet de gerechtigheid hier en nu verwezenlijkt worden?

Maar die vraag vooronderstelt een andere, fundamentelere vraag: Wat is gerechtigheid? Dit is een vraag van de praktische rede, maar om goed te functioneren moet de rede steeds weer gezuiverd worden, want de kans dat de rede ethisch verblind wordt door het zegevieren van bepaalde belangen en macht is een nooit geheel uit te bannen gevaar. Hier raken politiek en geloof elkaar. Het geloof heeft zeker zijn eigen wezen als ontmoeting met de levende God – een ontmoeting die voor ons nieuwe horizonten ontsluit, die veel verder reiken dan de rede. Maar het geloof is tegelijk ook een reinigende kracht voor de rede zelf. Het geloof bevrijdt de rede vanuit het perspectief van God van de verblinding en helpt die aldus beter zichzelf te zijn. Het geloof stelt de rede in staat haar eigen werk beter te doen en wat haar eigen is beter te zien.

Dit is precies de plek voor het inzetten van de katholieke sociale leer. Deze wil de Kerk geen macht over de staat geven; ze wil evenmin inzichten en gedragingen die bij het geloof horen opdringen aan hen die dit geloof niet delen. Ze wil eenvoudigweg bijdragen tot de zuivering van de rede en erbij helpen dat datgene wat juist is hier en nu kan worden herkend en dan ook uitgevoerd. De sociale leer van de Kerk redeneert op basis van de rede en de natuurwet, dat wil zeggen vanuit datgene wat wezenlijk is voor alle mensen. In de strijd van de rede moet de sociale ler van de Kerk zich mengen langs de weg van de argumentatie, en ze moet de geestelijke krachten opwekken zonder welke de gerechtigheid, die altijd ook offers vraagt, geen ingang kan vinden en evenmin kan gedijen. Een rechtvaardige maatschappij kan niet het werk van de Kerk zijn, doch moet door de politiek bewerkt worden. “

Solidariteit tussen de volkeren

De solidariteit tussen de volkeren is de derde vorm van solidariteit volgens de KKK. De bekende parabel van de barmhartige Samaritaan gaat over de naastenliefde die de grenzen van volkeren overstijgt. Analoog met de menselijke solidariteit, bestaat de ‘naastenliefde’ tussen volkeren in de eerste plaats in de leniging van materiële noden, maar vervolgens ook in het werken aan een rechtvaardiger internationale orde:

“Solidariteit is noodzakelijk tussen de volkeren die op politiek gebied reeds van elkaar afhankelijk zijn. Deze solidariteit is nog meer nodig, wanneer het erop aankomt de ‘noodlottige mechanismen’ uit te schakelen, die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van minder ontwikkelde landen. De rijke landen hebben een zware morele verantwoordelijkheid ten opzichte van die landen die niet bij machte zijn zich op eigen kracht de middelen voor hun ontwikkeling te verschaffen, of die door tragische historische gebeurtenissen daartoe verhinderd waren. Het is een plicht van solidariteit en naastenliefde. Rechtstreekse hulpverlening vormt een gepast antwoord op dringende en buitengewone noodtoestanden. Maar dit volstaat niet om de zware schade te herstellen, die het resultaat is van armoede, en evenmin om op een blijvende manier te voorzien in de behoeften. Men moet ook hervormingen doorvoeren in de internationale, economische en financiële instellingen, opdat die beter de rechtvaardige betrekkingen met de minder ontwikkelde landen bevorderen.” (art. 2438-2440)

Besluit

Solidariteit, tussen personen of volkeren is, dichtbij of veraf, is voor de katholieke kerk onlosmakelijk verbonden met een (rechtvaardige) sociale orde onder alle personen in een gemeenschap of met een (rechtvaardige) internationale orde. Solidariteit gaat ook uit van broederlijke liefde. Derhalve mogen we stellen dat activiteiten die ‘solidariteit’ worden geheten, maar die niet beantwoorden aan deze criteria, vanuit katholiek oogpunt niet volstaan als vervulling van het gebod van de Heer, ook al worden erdoor bv. wel materiële behoeften gelenigd.

‘Solidariteit’ geschoeid op de leest van de socialistische ideologie staat daarmee ter discussie, zoals we eerder aantoonden, omdat ze de orde zelf wil vernietigen en omdat de broederliefde wordt vervangen door een onpersoonlijke staatsinstelling en omdat de staat deze solidariteit kan afdwingen.

De georganiseerde ‘solidariteit’ moet ook worden onderzocht op rechtvaardigheid van de onderliggende orde. Zo kan het onrechtvaardig zijn solidariteit te betuigen aan een ‘minder rijke’ naaste, als daarmee de werkelijke behoeftige van solidariteit wordt verstoken. De kerk vraagt ook dat de rede wordt gehanteerd bij het beoordelen of de sociale orde rechtvaardig is, en dat die rede gezuiverd is van verblinding door belangen die de rechtvaardigheid niet dienen.

Als algemeen besluit stellen we in vraag of ‘solidariteit’ tussen mensen die wordt georganiseerd boven de hoofden van personen om en zonder directe inspraak, en ‘solidariteit’ tussen volkeren die wordt georganiseerd zonder inspraak van de bevolking, kan beantwoorden aan het katholieke beeld van solidariteit.


Bronnen:

Bijbelcitaten: http://www.bijbel.net

Katechismus van de Katholieke Kerk http://www.stvitus.nl/kkk

Encycliek Deus Caritas Est http://www.vatican.va/holy_father/benedict_xvi/encyclicals/documents/hf_ben-xvi_enc_20051225_deus-caritas-est_nl.html

Teksten van het tweede Vatikaans concilie (waaronder Gaudium et Spes) http://www.stvitus.nl/concilie

Compendium van de sociale leer van de Kerk http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/justpeace/documents/rc_pc_justpeace_doc_20060526_compendio-dott-soc_en.html


1Dat vanuit het oogpunt van de katholieke definitie van solidariteit erkend wordt dat de een solidariteit geeft en de ander ontvangt, wil nog niet zeggen dat er daarom vanuit goddelijk oogpunt een onderscheid bestaat tussen beide actoren. Elke persoon is dezelfde eer verschuldigd aan God, onafgezien of die zich voltrekt bij het geven of ontvangen van solidariteit. Christus heeft als volgt gesproken: “Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond. Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.” (Mt 6, 2-4)