Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


De vreze des Heren

253. Dinsdag na de Zevende Zondag na Pinksteren

„Komt, kinderen, luistert naar mij; ik zal u onderrichten in de vreze des Heren” ( Ps. 33, 12 ; graduale ).

1. De tegenstelling tussen het Oude Testament als de wet der vreze en het Nieuwe Testament als de wet der liefde is een gemeenplaats geworden. En voorzeker bestaat er ook een slaafse vrees, die Sint Paulus afkeurt en die strijdig is met de geest van het kindschap Gods, het erfdeel der christenen ( Rom. 8, 15 ). Maar het woord Gods staat vast: „De vreze des Heren is het begin der wijsheid” (en men zou volgens de oorspronkelijke tekst zelfs mogen verstaan: het summum der wijsheid Ps. 110, 10 ). Wij mogen niet vergeten dat ons woord „godsvrucht” ten slotte niets anders beduidt.

Wanneer wij ons de verhouding tussen vader en kind zuiver denken, dan is de gesteltenis van het kind er een van vertrouwen gemengd met eerbiedige vrees. Er bestaat een waarachtige kinderlijke vrees, ingegeven door hoogachting en eerbied voor het vaderlijk gezag. Ook in de verhouding van de christen tot God moet dit element tot zijn recht komen. Jezus zelf spreekt er over in hetzelfde woord waarin Hij bij zijn leerlingen vrees voor de mensen veroordeelt: „Vreest niet hen die het lichaam kunnen doden maar niet de ziel. Vreest veeleer Hem die en lichaam en ziel kan verderven in de hel” ( Mt. 10, 28 ). Sint Petrus vermaant ons: „Brengt in vreze de tijd door van uw vreemdelingschap” ( 1 Petr. 1, 17 ). — En zoals het vaderschap Gods het aardse oneindig overtreft in onmeetbare autoriteit, zo moet ook de vreze Gods in onze harten sterker zijn dan alle vrees, en alle gevaren en moeiten overwinnen die een mens kan duchten. Eerbiedige huiver moet onze ziel vervullen voor de oneindige heiligheid van God. Het Te Deum geeft de precieseuitdrukking van het christelijk godsbegrip: Patrem immensae maiestatis , Vader van onmetelijke majesteit. Vader is Hij voor ons in Christus Jezus, de vader die ons bemint en op wie wij onbeperkt vertrouwen mogen, en ook de God van eindeloze majesteit, wie de Serafs het driemaal heilig toezingen. Geen valse en al te menselijke gemeenzaamheid mag de zuiverheid van onze godsidee vertroebelen noch leiden tot nonchalance in de eredienst.

2. Maar deze vrees is geen angst. Geen irrationele gevoelsaandoening voor de onberekenbare grillen van een despoot. Zij ontneemt ons de zekerheid niet van een goed geweten. Zij maakt ons niet schrikachtig, als werden wij voortdurend beloerd door een achterdochtige bespieder. De vreze des Heren is niets anders dan een diepe eerbied voor het onpeilbare wezen Gods, die ons vertrouwen een luisterrijke schoonheid verleent: de schoonheid van de ware verhouding tot het goddelijke. Zij sluit de liefde niet uit, maar veredelt ze.

Sint Jan aarzelt niet te schrijven: „In de liefde is geen vrees. Maar de volmaakte liefde bant de vrees uit. Want de vrees houdt verband met straf en wie vreest is niet volmaakt in de liefde” ( 1 Joh. 4, 18 ). De apostel geeft zelf te kennen welke vrees hij bedoelt: die welke verband houdt met straf. De vrees voor het straffend oordeel Gods, die daarom nog geen slaafse vrees behoeft te zijn, wordt uitgesloten door de volmaakte liefde. Op dit plan is er geen plaats meer voor vrees, maar alleen voor „vrijmoedigheid tegen de dag van het oordeel” ( 4, 17 ).

Maar dit is het niveau van de heiligen. Laten wij intussen onze vrees temperen met vertrouwen en onze liefde verstevigen door kinderlijke vrees. Laten wij bidden om die volmaakte liefde, die toch voor de beminde leerling het gemeenschappelijke ideaal is van alle christenen.

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)