Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Geleid door de Geest

304. Donderdag na de Veertiende Zondag na Pinksteren

„Als gij u door de geest laat leiden, staat ge niet onder de wet” ( Gal.5, 18 ; epistel van de Zondag).

1. „Als gij u door de geest laat leiden …” (Men kan er over twijfelen, of in deze tekst met de geest de Persoon van de Heilige Geest zelf onmiddellijk wordt bedoeld of de ziel van de christen in staat van genade en toegerust met de gaven des Geestes; waarschijnlijk het tweede. Maar deze kwestie is voor ons van weinig belang, daar het in elke veronderstelling gaat over de Heilige Geest en zijn werking in de ziel.)

Van een volwaardig christelijk leven kan geen sprake zijn, indien dit niet beheerst wordt door de Heilige Geest en zijn gaven. De krachtige werking van Gods Geest in onze ziel maakt eerst een bewust christelijk leven mogelijk. Dit toch is een deelname aan het goddelijke leven, die de mens Christus gelijkvormig maakt. Deze omvorming nu geschiedt door de instorting en werking van de Heilige Geest, die de Geest is van de verheerlijkte Verlosser.

Hij maakt ons kinderen Gods: „Allen die door Gods Geest worden geleid zijn kinderen van God” ( Rom.8, 16 ). Hij schenkt onze geest het bewustzijn van het goddelijk kindschap en de gesteltenissen van vertrouwen, vrijheid en liefde: „De Geest zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen zijn van God” ( Rom.8, 16 ). Hij alleen legt ons het rechte gebed der kinderen Gods in het hart en op de lippen: „Ook komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens wat wij behoren te vragen, maar de Geest zelf spreekt voor ons ten beste met onuitsprekelijke verzuchtingen” ( Rom.8, 26 ). In ons wonend verenigt Hij ons met Christus: „Gij zijt niet in het vlees, maar in de geest, omdat de Geest van God in u woont; wie toch de Geest van Christus niet heeft, behoort Hem niet toe” ( Rom.8, 8. 9 ).

2. Alle christenen in staat van genade hebben de Geest ontvangen met heel de heerlijkheid van zijn inwoning en zijn gaven, doch slechts in weinigen komt het christelijk leven tot die volle bloei die door Gods goedheid voor ons is bestemd en die normaal zou moeten heten. De reden hiervan is dat de meeste christenen zich niet laten leiden door de Geest, maar door hun eigen egoïstisch en natuurlijk wezen. De zelfzucht van de gevallen mens onderdrukt door haar begeerlijkheid de werking van het goddelijk beginsel in ons. „Zij die Christus toebehoren, hebben het vlees gekruisigd met zijn driften en begeerten” ( Gal.5, 24 ).

Christelijk leven betekent niet alleen een edelmoedige en standvastige inspanning van alle menselijke krachten, maar houdt ook een zekere passiviteit in, een lijdelijkheid die gaat tot het sterven aan zichzelf. „In ommekeer en rust ligt uw heil, in stilte en vertrouwen uw heldenkracht” ( Is.30, 15 ). Stil zijn in gebed en ingetogenheid, nederig de eigen onmacht erkennen, deemoedig zich buigen voor Gods aanbiddelijke wil, dankbare erkenning van zijn genade, dit alles is noodzakelijk voor een leven volgens de Geest, — een leven dat „niet meer staat onder de wet” , die alleen maar van buiten af wordt opgelegd, maar dat van binnen uit zich ontvouwt door de werking des Geestes. Schenk ons, Heer, op de voorbede der alheilige Moeder Gods, de volheid van uw Geest. Stort ons die deemoedige en ingetogen gesteltenis in, waardoor wij ons laten leiden door de zoete Gast der ziel en zijn onuitsprekelijke verzuchtingen leren verstaan.

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)