Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Hemelse genade

80. Donderdag na de Vijfde Zondag na Driekoningen

„Bewaar uw gezin, zo bidden wij U, Heer, met liefde die niet aflaat, opdat het, alleen steunend op de hoop der hemelse genade, in uw bescherming altijd beschut zij” (oratie van de Zondag).

1. Er staat in een tussenzinnetje dat Gods familie, de Kerk, haar hoop uitsluitend op de goddelijke hulp heeft gevestigd. „Steunend alleen op de genade.” Zij verwacht het heil van God alleen en niet van menselijke krachten en dus ook niet van wat wij de menselijke medewerking met de genade plegen te noemen. Niet dat zij de plicht tot inspanning en uiterste inspanning in de dienst des Heren zou ontkennen. Maar zij blijft er zich altijd van bewust dat de menselijke factor op zich genomen volkomen ontoereikend is. Wel vermaant de Apostel ons door daden van deugd „ons heil te bewerken” ( Phil.2, 12 ). Maar ook deze „medewerking” is slechts mogelijk door de gift van voortdurende genade.

De Kerk heeft het woord van haar Bruidegom goed verstaan: „Zonder Mij kunt gij niets” . Zij neemt dit letterlijk zo op, zoals ook Jezus' bedoeling was. Men kan deze waarheid ook aldus uitdrukken: het heil en de heiligheid die God ons in Jezus Christus aanbiedt, zijn strikt bovennatuurlijk . Het is iets waartoe wij, aan onszelf overgelaten, op geen enkele wijze in staat zijn, wat onze menselijke mogelijkheden en aspiraties volstrekt te boven gaat. Om dit heil te bereiken kunnen wij derhalve alleen steunen op God, op de hulp van zijn genade die de Kerk terecht „hemels” noemt, want zij is niet en kán niet zijn een vrucht van onze aarde. Deze leer van ’s mensen verheffing tot de bovennatuurlijke orde is van het grootste gewicht. „Het is nauwelijks mogelijk de letterlijke zin van sommige teksten uit het evangelie te verstaan en helemaal onmogelijk door te dringen tot hun diepe zin, indien dit onderscheid van de natuurlijke en de bovennatuurlijke orde ons niet voor de geest staat. Wanneer de Zaligmaker ons zegt dat zij die Hem kennen het eeuwige leven bezitten, dat niemand tot de Vader komt tenzij door Hem en niemand tot Hem tenzij getrokken door de Vader, wanneer Hij van zijn leerlingen een zo vérgaande zelfverloochening eist, wanneer Hij de geest van deze wereld vervloekt, telkens wanneer Hij over het „licht” spreekt zonder ook maar in het minst op de natuurwetenschappen te zinspelen, wanneer Hij het geluk alleen belooft voor de prijs van offer en vervolging, wanneer men ten slotte constateert dat vanaf de eerste tijden tot nu toe de Kerk en de invloed van het evangelie de natuurlijke orde der dingen bijna niet hebben veranderd, — dan komt men in aanraking met een leven dat met ons aardse bestaan verweven is, en dat daaraan niet alleen is toegevoegd, maar het ook volstrekt te boven gaat, zoals het al onze menselijke verwachtingen en strevingen te boven gaat. Indien men deze gedachten niet in het licht van het bovennatuurlijke weet te zien, verliezen zij hun kracht en zijn zij niet langer in overeenstemming met het fundamentele geheim der menswording. Als men de Schrift op zuiver natuurlijke wijze wil verklaren, zijn de brieven van de heilige Paulus de geschriften van een krankzinnige.”

2. Deze leer is ook daarom zo belangrijk, omdat zij de grootste praktischeconsequenties met zich brengt. De mens dreigt altijd opnieuw te bezwijken voor de bekoring om de christelijke volmaaktheid te herleiden tot iets wat goed en edel, maar wat ten slotte menselijk is, wat gevangen kan worden binnen het kader van onze natuurlijke aspiraties. Dit is onmogelijk. In deze zin is christelijk humanisme uit den boze. De Kerk heeft altijd de menselijke waardigheid, de wetenschap en de beschaving beschermd, maar zij heeft deze dingen nooit verward met de kern van het christendom zelf. Het christendom is ondenkbaar zonder de menselijke persoon en de maatschappij, waarin het is geïncarneerd, maar het verheft deze waarden tot een meer dan zuiver menselijke hoogte.

Het éne noodzakelijke is het Rijk Gods, de volstrekt bovennatuurlijke waarde. Om deze heerschappij van God te vestigen is Jezus op aarde neergedaald en daardoor alleen. Om al het andere heeft Hij zich alleen bekommerd, voorzover het daarmee in verband staat. „Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld?” ( Lk.12, 14 ).

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)