Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Het verlangen naar de hemel

65. Woensdag na de Derde Zondag na Driekoningen

„Goede moed houden wij, ook al zouden wij er de voorkeur aan geven uit het lichaam te verhuizen en in te wonen bij de Heer” ( 2 Kor. 5, 8 ). Ook dit is wellicht een woord dat wij te gemakkelijk uit vrome lectuur in de mond nemen: „Hoe lieflijk zijn uw woontenten, o Heer, hoe smacht mijn ziel naar de eeuwige aanschouwing Gods!” Is het werkelijk waar dat wij smachten naar de hemel en de aarde moe zijn? Laat de vervulling van onze persoonlijke wensen, laten eer en versmading, rijkdom en armoede ons koud? Zijn wij alleen gevoelig geworden voor Jezus en zijn belangen? Leeft in ons het sterke en bijtijden bijna ondragelijke verlangen om „bij de Heer in te wonen” ?

1. Men treft niet zelden vrome mensen aan, die nooit hebben geleerd de aarde en het leven, door God geschapen, lief te hebben. „God zag, dat alles goed was” , en de mens, de kroon der schepping, noemde Hij zelfs zeer goed. Wij mogen nooit vergeten, dat deze innerlijke goedheid der schepping door de zondeval wel werd gekwetst, maar niet vernietigd. Doch sommigen zouden, door een al dan niet bewuste angst gedreven, uit de wereld willen vluchten. De eerste taak van de mens is geestelijk volwassen te worden en het leven en zichzelf te aanvaarden. De normale weg des mensen is er een, die opstijgt van het schepsel naar God. Eerst hij, die de mensen liefheeft, kan God liefhebben ( 1 Joh. 4, 20 ). En alleen degene, die de aarde met al wat zij bevat als een schone godsgave heeft aanvaard, kan haar op de juiste wijze aan God ten offer brengen, indien en voor zover Hij zulks vraagt. Of eren wij God door Hem geschenken aan te bieden, die wijzelf als minderwaardig beschouwen?

2. Den eerst kan er sprake zijn van ene waarachtig verlangen naar de hemel, een begeerte die positieve volheid is, een brandende dorst die geen levensmoeheid insluit, een overstromend leven van Gods Geest in de ziel die haakt naar de voltooiing in de eeuwige aanschouwing. Dit is het verlangen van Sint Paulus : „Leven is voor mij Christus en sterven dus een gewin, maar wanneer ik in het vlees blijf leven, dan betekent dit voor mij vruchtbare arbeid. Ik weet dus niet wat ik kiezen moet. Ik word naar twee kanten getrokken. Ik smacht er naar ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste” ( Phil. 1, 21-23 ). Het is het verlangen van Sint Theresia : „of lijden of sterven” . Het is het volmaakte hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Het wordt ingegeven door een sterke en gelouterde liefde — een liefde die bereid is te leven (en te lijden) zolang het God behaagt en in dat leven niets wil vinden dan: Christus en zijn glorie — maar die somtijds, over dit leven en zijn nog schone mogelijkheden heen, als het ware overslaat in een rechtstreekse vlam, in een luide kreet om Hemzelf . Niet langer wil zij het werk voor Hem, het denken aan Hem, niet langer de aardse spiegelbeelden en de sluier des geloofs, niet langer de tekenen der sacramenten en de stem van zijn Bruid, niet langer zijn gaven, maar Hemzelf van aanschijn tot aanschijn. Dan slaat de vlam weer neer (maar binnen blijft het gloeien) en de ziel zegt met Sint Martinus : „Als ik nog noodzakelijk ben, ik weiger de arbeid niet” , of met Sint Paulus : „maar beter voor u is, dat ik blijf leven in het vlees” ( Phil. 1, 24 ). Dit is het grote verlangen, een gave Gods en de vrucht van heiligheid.

Intussen willen wij trouw inwendig Hem aanhangen, opdat Hij in ons dit vuur ontsteken mag naar de mate van zijn welbehagen.

Willem Grosssouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)