Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Kinderen Gods

33. Zondag onder het octaaf van Kerstmis

De vrucht van Jezus' menswording en verlossing is het kindschap Gods: „toen de volheid van de tijd was gekomen, zond God zijn Zoon, geboren uit de vrouw, geboren onder de Wet, om hen die onder de Wet stonden vrij te kopen, opdat wij allen het kindschap zouden ontvangen” ( Gal.4, 4. 5 ; epistel).

Omdat de Zoon mens werd en een lijdend mens, „staande onder de Wet” , zijn wij bevrijd van de zonde, geen slaven meer, maar kinderen van de Vader in de hemel, die alleen „Vader” en alleen „goed” is ( Mt.23, 9 ; Mk.10, 18 ).

1. Zich kind van God te weten en te voelen is het ware geluk van een christenmens, de eigenlijke vreugde van het kerstfeest. Het mag niet voorkomen, dat de vijanden van het christendom ons kunnen verwijten: „Zij beweren verlost te zijn, kinderen van God, die de hemel geopend zien en vandaar hun Zaligmaker verwachten, maar zij gedragen zich niet als verlosten, zij zijn zonder vreugde en fierheid, zij hebben het uiterlijk van slaven, als alle anderen” . Is het niet waar, dat het goddelijk kindschap voor de meesten van ons theorie blijft, een onwerkelijke overtuiging zonder invloed op het leven? Betekent het woord van Sint Jan , dat wij bijna dagelijks vernemen, voor ons wel levende en hoogste realiteit: „Aan allen die Hem ontvingen gaf Hij de macht Gods kinderen te worden, aan allen die in zijn naam geloven” ( Joh.1, 12 )? Wij geloven dat wij door Gods genade bij het doopsel zijn kinderen zijn geworden. Maar dit geloof lééft niet, het straalt niet uit van zijn verborgen centrum in het diepst van onze ziel over ons denken en voelen en doen: het is niet volop wat Sint Jan bedoelt met „geloven in zijn naam” .

Een kind is bij zijn vader „thuis” , het is met zijn vader vertrouwd en „eigen” . Men zou bijna geneigd zijn te zeggen: het is niet zozeer een kwestie van liefde als wel van vertrouwen en zekerheid. Natuurlijk bemint een kind zijn vader, maar willicht wordt aan die liefde zelden rechtstreeks uiting gegeven. Het is mogelijk dat de vader gestreng is en zijn kind dikwijls moet bestraffen. Doch één ding blijft: het kind voelt zich thuis, het zal immer tot zijn vader terugkeren, het is zonder meer zeker van zijn bescherming en hulp, het vindt daar zijn natuurlijke sfeer, de vanzelfsprekende grond van zijn leven. Wanneer ons geloof in God volmaakt was, neen, wanneer wij maar een greintje echt geloof bezaten ( „als een mosterdzaadje” ), dan zou een onbeperkt vertrouwen de dominant zijn in onze verhouding tot God. Welk een diepe klank kregen dan voor ons Jezus' woorden zoals deze (en vele andere): „Weest niet bezorgd… uw hemels Vader weet dat ge dit alles nodig hebt… Als gij, zondige mensen, aan uw kinderen goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader die in de hemel is het goede geven aan wie het Hem vragen!” De mentaliteit van het goede kind tegenover zijn algoede Vader ontbreekt ons, omdat ons geloof te onwerkelijk is, en ook omdat onze opvattingen over God dikwijls beheerst worden door infantiele angstvoorstellingen.

2. Deze gesteltenis is in ons de vrucht van de Heilige Geest. „God heeft de Geest van zijn Zoon in onze harten gezonden, die roept: „ Abba , Vader!” ” (epistel). De Geest van Jezus is de Geest van het goddelijk kindschap. Diezelfde Geest leeft in ons en wil door zijn genade geheel bezit nemen van onze geest om ons het sterke, diepe en tedere bewustzijn bij te brengen, dat wij in Jezus kinderen zijn van God, opdat wij door die Geest bewogen en geleid vertrouwvol uitroepen: „Vader!” Door Hem weten wij in het diepst van ons hart dat God onze Vader is, nu en altijd en in alle nood. Er is niets wat in het leven noodzakelijker is dan dit levende geloof in God, dan deze durf om God in het midden te plaatsen van ons reële bestaan en van het wereldgebeuren. „Wat zijt gij bevreesd, gij kleingelovigen!” ( Mt.8, 26 ) „Alles is het uwe” ( 1 Kor.3, 21 ).

Willem Grosssouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)