Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Minne

117. Quatertemperzaterdag in de vasten

In de tweede les van de mis van heden lezen wij: „Als gij al deze geboden die ik u bevolen heb te volbrengen, nauwgezet onderhoudt, als gij de Heer uw God bemint, al zijn wegen bewandelt en Hem aanhangt, zal de Heer al deze volkeren voor u verdrijven …” ( Deut.11, 22.23 ). Reeds in het Oude Verbond vroeg God de liefde en aanhankelijkheid van zijn uitverkorenen. De grote wet der liefde voor God boven alles kon door Jezus letterlijk worden ontleend aan ditzelfde boek Deuteronomium . Het is waar dat het vleselijk en hardnekkig volk der Joden nog nauwelijks kon doordringen in de geestelijke diepten van dit gebod en dat, zoals in de aangehaalde tekst, meestal slechts goederen van tijdelijke aard door God in het vooruitzicht werden gesteld. Niettemin blijft het feit bestaan dat de God der openbaring vanaf het begin niet enkel onderwerping eiste en gehoorzaamheid, doch ook liefde vroeg. De ogen der mensen konden echter pas geopend worden voor de volheid van dit gebod, nadat de goddelijke liefde zelf in Jezus was geopenbaard en gekruisigd. Sindsdien is het een gemeenplaats geworden te spreken van de liefde als de wet van het Nieuwe Verbond . Wij doen dat wellicht al te lichtvaardig, zonder ons er voldoende rekenschap van te geven over welk begin en einde der werkelijkheid het hier gaat, zonder „met alle heiligen te beseffen welke de breedte en de lengte en de hoogte en de diepte is en de alle kennis overtreffende liefde van Christus te kennen om zo van alle volheid Gods vervuld te worden” ( Eph.3, 18.19 ). De goddelijke liefde is een mysterie. Wie zich op de weg der liefde begeeft, bevindt zich op een weg zonder einde. Daar is geen grens waar het goddelijke wezen geen begrenzing kent. De wet van deze liefde werd door Hadewijch op onnavolgbare wijze geformuleerd: „God si u God ende ghi Hem minne” . God zij voor de ziel niets dan God, dat is de Eerste en Enige, de Afgrond van alle goeds en alle leven, de Aanbiddelijke en Allerhoogste. En de ziel zij voor Hem niets dan „minne” , liefde, louter liefde, louter antwoord, niets dan verlangen en volkomen overgave.

God is de Oneindige en Onuitsprekelijke. Het is daarom dat men geen hogere eis kan stellen dan deze: God zij u God. Men kan van de diepste betrekking die de ziel kent eigenlijk niets méér zeggen. In dit woord is alles vervat voorzover het mogelijk is in mensentaal dit onzegbare uit te spreken. Wat Hadewijch formuleerde is hetzelfde als wat vóór haar talloze malen reeds de psalmisten en profeten van het Oude Testament neerschreven. „ Deus meus es tu , Gij zijt mijn God” .

In het gebed wordt deze liefdesverhouding beleefd, door de vervulling der geboden wordt zij gerealiseerd in de orde van de menselijke werkelijkheid. „Als gij Mij liefhebt, onderhoudt dan mijn geboden” ( Joh.14, 15 ). Beide zijn noodzakelijk. Zelfverloochening en naastenliefde zijn voedsel, bewijs en verwezenlijking van de minne. Zonder de beschouwing verflauwt de innerlijke aandrang, de naar God uitstromende beweging des harten die alleen ons brengen kan tot de volkomen vervulling van zijn wil.

In het inwendige gebed wordt de brand der minne ontstoken en aangewakkerd tot een onuitblusbaar vuur. Wij mogen deze liefde niet verwarren met gevoelsvroomheid. Gevoel is een reactieverschijnsel en erg afhankelijk van lichamelijke en psychische factoren. Het eigenlijke waarom het in beschouwing en minne gaat, ligt dieper, in de houding van de mens, die standvastig tracht God aan te zien met zuiver geloof en aan te hangen met een liefde welke niets anders is dan een eenvoudige en algehele beweging der ziel naar Hem. Daar ons gevoelsleven gewoonweg niet in staat is deze altijd eendere beweging der liefde mee te maken, blijkt hieruit alleen reeds de onontkoombare noodzaak van het lijden voor wie waarachtig trouw God in het gebed wil aanhangen. Maar de oneindig diepere grond voor oneindig feller smart ligt in de onbereikbaarheid Gods zolang de mens leeft in het vlees:

„hoe mach hem gruwelen en rouwen in ’t leven

die syn al hevet op al gegeven

ende in donckere dale wert verre gedreven” .

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)