Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Vol van Heilige Geest

30. Tweede Kerstdag Sint Stephanus, eerste martelaar

„De stenen die Stephanus troffen, waren hem zoet. Hem volgen alle heilige zielen” (antifoon van de lauden).

1. Het lijkt verwonderlijk dat Sint Stephanus , de eerste bloedgetuige, door de Kerk als eerste heilige bij de kribbe wordt geleid, en dat zij ons een wilde martelaarsscène voorhoudt onmiddellijk na het lieflijke tafereel van de kerstnacht. Bij enig nadenken vinden wij hier toch een diepe zin. De komst van de Zoon Gods in het vlees mag voor ons niet louter een vertederende idylle zijn, een pastorale met schalmeien en fakkels in de nacht. Over de kribbe valt reeds de schaduw van het kruis. Het Kind, dat wij aanbidden, is gekomen om te sterven voor onze zonden. „Bij zijn intrede in de wereld zegt hij: „Offers en gaven hebt Gij niet gewild, — maar een lichaam hebt Gij Mij bereid. Brand- en zoenoffers behaagden U niet. Toen zeide Ik: „Zie, Ik kom!” In de boekrol staat van Mij geschreven, uw wil te volbrengen, o God” ” ( Hebr. 10, 5-7 ) „Een lichaam hebt Gij Mij bereid” : het tere lichaam, het zachte vlees van het pasgeboren Kindje is bestemd voor het harde kruishout. Het lijdt nu reeds in de koude van de nacht en de ruwheid van de kribbe. Ook Stephanus heeft als een goede slaaf de Heer Jezus Christus zijn jong en sterk lichaam aangeboden dat boog en brak onder de last der stenen. Maar in het vuur van zijn Christus-liefde „werden die stenen hem zoet” en hij stierf zoals Jezus stierf met een bede om vergeving op de lippen: „Heer, reken hun deze zonde niet aan” . Hij gaat ons voor in edelmoedige liefde voor het Kind dat gekruisigd is. Wij moeten hem althans van verre volgen, indien wij ware christenen willen zijn. „Hem volgen alle heilige zielen.”

2. De bladzijden van de Handelingen der Apostelen die ons het beeld van Stephanus en het verhaal van zijn snelle wedren naar Christus hebben bewaard en waaraan het epistel is ontleend, trillen na van een heilige geestdrift, die ook de lezer van deze tijd nog in vlam vermag te zetten.

Stephanus was jong en vurig, een schitterende meteoor aan de hemel van het eerste christendom. Bij hem vergeleken lijken de apostelen van Jerusalem bedachtzame en bedaagde lieden. Hij ziet met verwonderlijke helderheid de weg der Kerk, de nieuwe schepping, de breuk met het oude, met de eigenwaan, met de Joodse, nationale trots. Die helderziendheid en zijn moed om onvervaard te getuigen van wat hij schouwde, brengen hem in een kort en hevig conflict met de leiders van zijn volk. Doch zonder aarzeling gaat hij zijn weg tot het einde dat de dood is, de zalige dood van de martelaar. Van zijn aanstelling tot diaken verhaalt Sint Lukas : „en men koos Stephanus , een man vol geloof en Heilige Geest” . Hiermee is alles verklaard. Dit keert in het verhaal telkens terug: „vol van Heilige Geest” . De natuurlijke geestdrift van zijn edelmoedige jeugd was slechts uitgangspunt, voedingsbodem van Gods genade. Vóór hij stierf, zag hij de hemelen geopend en de heerlijkheid des Heren. Reeds vóór zijn verscheiden heeft Hij de grenzen van leven en dood overschreden. Hij smaakte reeds de Wederkomst en de zalige voleinding. Ook in deze christelijke extase is hij het prototype der martelaren.

Ook wij ontvingen de Heilige Geest en zijn genade, — als een kapitaal dat renteloos blijft? als een schat die wij begraven in het diepst van ons hart? die zelfs daar, in de binnenkamers van het gemoed, niet vruchtbaar wordt in innig gebed en ingetogenheid? Of als een kracht om te smeken met de onuitsprekelijke verzuchtingen des Geestes en te getuigen met de moed der belijders?

„Wees getrouw tot de dood en Ik zal u de kroon des levens geven” ( Openb. 2, 10 ).

Willem Grosssouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)